De vlucht leek eindeloos te duren maar we zijn er uiteindelijk geraakt. Mexico stad is nog steeds veel te groot om leefbaar te zijn maar het heeft zijn charmante hoekjes. Het is hier dia de los muertos met veel geraamtes in kostuum en een grote papier maché wedstrijd op de Zocalo. Mexico, zijn tequila, zijn narcobendes, zijn papier maché.
We zitten in een gezellig pensionnetje dat Casa Gonzalez heet, een oase van rust met een labyrint van gezellige binnenkoertjes met smeedijzeren tafeltjes waar het goed is om ’s avonds een Corona acherover te slaan en waar ze enchiladas serveren die zo calorierijk zijn dat een viandel uit frituur de Ring in Opwijk lijkt op een voorschrift van een diëtist.
We doen het rustig aan, de jetlag hangt wat in onze kleren en Z denkt dat de dag om 2 uur ’s nachts begint.
Het fenomeen indignado heeft ook hier toegeslagen. De Paseo de la Reforma staat vol tentjes met mensen die de kleptocratie van de bankiers ferm beu zijn.
Vandaag zijn we naar San Angel geweest, vroeger een onooglijk dorpje maar nu compleet opgeslokt door het monster dat Mexico stad heet. Een wirwar van kasseistraatjes met prachtige koloniale huizen waar de rijken van de stad zich verschansen achter met bougainville begroeide muren. Heel mooi en onverwacht. Diego Rivera had er zijn studio en ging er rollebollen met Frida Kahlo. Op de terugweg treffen we een honderduit babbelende taxichauffeur die ooit 11 maanden in Europa rondtrok. We zoeken nog wel eens op waarom ze die deporteerden. Morgen poetsen we de plaat naar Tula De Allende.